Van alle patiënten die in de periode 2019-2021 in het UMCG een diagnose slokdarmkanker kregen die naar verwachting te genezen was, heeft 87,8% een behandeling gekregen die een genezend doel had. Dit percentage lag binnen het gebied dat de experts definieerden als correct (60%-95%). We zien dat het UMCG patiënten die bij hen de diagnose slokdarmkanker krijgen die met genezing als doel kan worden behandeld, relatief vaak behandelen met een endoscopische resectie (47,6%). Dit betreft vroegcarcinomen. Het landelijk gemiddelde was 7,5%.
Het deel van de patiënten dat niet werd behandeld of niet werd behandeld met het doel te genezen is 12,2%. Dat was veel kleiner dan het landelijk gemiddelde (27,8%).
Behandeling vóór de operatie
Patiënten kunnen voorafgaand aan de operatie voor slokdarmkanker worden behandeld met chemotherapie en/of bestraling. In Nederland werd dat in de periode 2019-2021 veel toegepast. In het UMCG was dat 95,8%. Het landelijk gemiddelde was 96,9%.
Na chemoradiatie (combinatie van chemotherapie en radiotherapie) is een operatie niet altijd meer nodig. Als patiënt kun je dan kiezen om af te zien van de operatie.
Type operaties
Van alle operaties voor slokdarmkanker werd in het UMCG in de periode 2019-2021 94,4%
compleet minimaal invasief uitgevoerd. Dit zijn gemiddeld 39,3 operaties per jaar (bron NKR, met mogelijk een onderschatting van het aantal operaties). In Nederland wordt gemiddeld 86,7% van de operaties voor slokdarmkanker compleet minimaal invasief uitgevoerd. Dat zijn gemiddeld 35,2 operaties per jaar (bron NKR, met mogelijk een onderschatting van het aantal operaties). Deze manier van opereren is complex en niet altijd mogelijk.
Bij minimaal invasieve operaties voor slokdarmkanker kan gekozen worden voor verschillende technieken. Deze technieken verschillen in de locatie van de snedes die de chirurg maakt en de locatie waar de verbindingsnaad wordt aangelegd: in de hals of in de borstholte. De keuze voor een techniek wordt onder andere bepaald door de plaats van de tumor en de conditie van de patiënt. Echter, chirurgen kunnen ook zelf een voorkeur hebben voor een bepaalde techniek. Op dit moment is nog niet helemaal duidelijk welke techniek het beste is. Iedere techniek heeft voor- en nadelen. Bij een halsnaad is er meer kans op stenose, heesheid en naadlekkages. Bij een naad in de borstholte is er meer kans op problemen áls er een naadlekkage plaatsvindt. Laat je daarom goed informeren over de verschillende mogelijkheden.
In de periode 2019-2021 had het UMCG een voorkeur voor operaties waarbij de verbindingsnaad wordt aangelegd in de borstholte (Ivor-Lewis-procedure) (91,2% van de operaties). Indien de naad niet in de borstholte aangelegd kan worden, bijvoorbeeld vanwege de plek van de tumor (hoog) dan biedt het ziekenhuis ook een operatie volgens McKeown aan, waarbij de naad in de hals wordt gelegd.
Aantal verwijderde lymfeklieren
De richtlijn zegt dat de chirurg bij een operatie minimaal 15 lymfeklieren moet verwijderen. De patholoog moet namelijk minimaal 15 lymfeklieren onderzoeken om betrouwbaar vast te kunnen stellen of de kanker is uitgezaaid naar de lymfeklieren. In de periode 2019-2021 verwijderde het UMCG 15 of meer lymfeklieren bij 98,9% van de operaties voor slokdarmkanker. Dit was veel meer dan het landelijk gemiddelde (97,0%).
Doorlooptijd
In 2021 was in het UMCG de mediane doorlooptijd tussen diagnose en start behandeling 51 dagen voor patiënten die in het UMCG de diagnose slokdarmkanker kregen. Het landelijk gemiddelde was 38,3 dagen. Voor patiënten die na de diagnose slokdarmkanker zijn verwezen naar het UMCG vanuit een ander ziekenhuis was de mediane doorlooptijd 44 dagen. Het landelijk gemiddelde was 36,9 dagen.